De vroegste herinnering aan mijn papa is mijn papa die lacht.
Mijn papa die zo lang en hard lacht dat hij moest stampen op de vloer om op adem te komen.
Ik heb hem nooit boos gekend,
zelfs niet toen ik het huis bijna had afgebrand met een bus benzine.
Niet zo lang geleden vroeg ik hem waarom we als kind zoveel mochten.
Vuurke stook,
klimmen in de hoogste bomen,
kruisbogen maken
Duivelsvoetbal!
Iets met tennisballen en benzine…
Zijn ogen blonken en hij zei dat ons bezig zag,
bedacht of hij hetzelfde zou willen gedaan hebben als kind
en liet ons toen meestal doen en vertrouwde erop dat het wel goed zou komen.
Hij gaf ons de vrijheid, maar we wisten wanneer we te ver gingen.
Mijn broers en ik hebben een geweldige jeugd gehad.
vooral ook omdat mijn lieve mama de chaos meestal in goede banen leidde.
Hier zijn er vele vrienden die bij ons zijn komen spelen.
En achteraf natuurlijk, blijven eten.
Mijn papa kon heel lekker koken.
De meesten hier weten dat, want iedereen was altijd welkom en er was altijd genoeg.
Later heb ik samen met papa kunnen koken voor zijn groep, op retraite in de ardennen.
Het was de bedoeling dat ik mee ging zodat papa de debatten kon volgen in plaats van heel de tijd in de keuken te staan.
Meestal kwam hij me toch liever helpen.
‘Als hulpje’ zoals hij zei.
Daar heb ik het respect en ontzag gevoeld die zijn groep voor hem had.
Een groep die hij met dezelfde vrijheid die wij kenden, bijeenhield.
Met een raar soort pavloviaanse sturing.
Saliveren als hij content is.
Ik in de keuken en de rest bij de debatten.
Toen ik vorige week zijn magere hand vast had in de kliniek moest ik denken aan toen ik als kindje zijn arm gebruikte als trapeze.
De sterkste papa van de wereld dacht ik.
Nooit gedacht dat Papa kon doodgaan.
Geen moment.
Niet toe het slechter met hem ging.
Niet toen hij kanker kreeg.
Niet toen hij een paar weken terug ,uitzaaiingen bleek te hebben.
Zelfs bij zijn laatste zucht was nooit het idee in mij opgekomen dat hij dood kon gaan.
De naïeve optimist in mij. Alles komt altijd goed…
Ik heb hem veel te weinig gezegd dat ik hem graag zie.
Geen danku kunnen zeggen voor onze fantastische jeugd.
Hij ging er toch altijd zijn.
Vorig jaar had ik een boek geleend aan mijn papa. Een verzamelbundel dwarskijkers van Rudi Vanden daele.
‘Bart Kaël,
het sympathieke onsje kalfsworst,
was niet van plan tijd te verliezen en zette dan ook meteen de juiste toon.
aan de eerste finalist vroeg hij op de man af:
‘Lowie, hoe zit het eigenlijk met de duiven?’.
De Lowie in kwestie zong Louis Armstrong na, en had zich daartoe bruin laten schilderen.
Een welgekozen tint die suggereerde dat de betreurde Armstrong veeleer een leverpatient dan een zwarte was.
Zetsmo zei Kaëll nog, want Satschmo klonk naar Vlaamse normen toch een tikkeltje te buitenlands. We zijn nu eenmaal xenofoob, en daar dient een commercieel tv-station rekening mee te houden.
Toen heb ik mijn papa de laatste keer zien lachen zoals ik me herinner. Zo hard en zo lang dat hij geen adem meer had.
Dank u papa, voor alles.
Ik zie u graag.
Mijn papa die zo lang en hard lacht dat hij moest stampen op de vloer om op adem te komen.
Ik heb hem nooit boos gekend,
zelfs niet toen ik het huis bijna had afgebrand met een bus benzine.
Niet zo lang geleden vroeg ik hem waarom we als kind zoveel mochten.
Vuurke stook,
klimmen in de hoogste bomen,
kruisbogen maken
Duivelsvoetbal!
Iets met tennisballen en benzine…
Zijn ogen blonken en hij zei dat ons bezig zag,
bedacht of hij hetzelfde zou willen gedaan hebben als kind
en liet ons toen meestal doen en vertrouwde erop dat het wel goed zou komen.
Hij gaf ons de vrijheid, maar we wisten wanneer we te ver gingen.
Mijn broers en ik hebben een geweldige jeugd gehad.
vooral ook omdat mijn lieve mama de chaos meestal in goede banen leidde.
Hier zijn er vele vrienden die bij ons zijn komen spelen.
En achteraf natuurlijk, blijven eten.
Mijn papa kon heel lekker koken.
De meesten hier weten dat, want iedereen was altijd welkom en er was altijd genoeg.
Later heb ik samen met papa kunnen koken voor zijn groep, op retraite in de ardennen.
Het was de bedoeling dat ik mee ging zodat papa de debatten kon volgen in plaats van heel de tijd in de keuken te staan.
Meestal kwam hij me toch liever helpen.
‘Als hulpje’ zoals hij zei.
Daar heb ik het respect en ontzag gevoeld die zijn groep voor hem had.
Een groep die hij met dezelfde vrijheid die wij kenden, bijeenhield.
Met een raar soort pavloviaanse sturing.
Saliveren als hij content is.
Ik in de keuken en de rest bij de debatten.
Toen ik vorige week zijn magere hand vast had in de kliniek moest ik denken aan toen ik als kindje zijn arm gebruikte als trapeze.
De sterkste papa van de wereld dacht ik.
Nooit gedacht dat Papa kon doodgaan.
Geen moment.
Niet toe het slechter met hem ging.
Niet toen hij kanker kreeg.
Niet toen hij een paar weken terug ,uitzaaiingen bleek te hebben.
Zelfs bij zijn laatste zucht was nooit het idee in mij opgekomen dat hij dood kon gaan.
De naïeve optimist in mij. Alles komt altijd goed…
Ik heb hem veel te weinig gezegd dat ik hem graag zie.
Geen danku kunnen zeggen voor onze fantastische jeugd.
Hij ging er toch altijd zijn.
Vorig jaar had ik een boek geleend aan mijn papa. Een verzamelbundel dwarskijkers van Rudi Vanden daele.
‘Bart Kaël,
het sympathieke onsje kalfsworst,
was niet van plan tijd te verliezen en zette dan ook meteen de juiste toon.
aan de eerste finalist vroeg hij op de man af:
‘Lowie, hoe zit het eigenlijk met de duiven?’.
De Lowie in kwestie zong Louis Armstrong na, en had zich daartoe bruin laten schilderen.
Een welgekozen tint die suggereerde dat de betreurde Armstrong veeleer een leverpatient dan een zwarte was.
Zetsmo zei Kaëll nog, want Satschmo klonk naar Vlaamse normen toch een tikkeltje te buitenlands. We zijn nu eenmaal xenofoob, en daar dient een commercieel tv-station rekening mee te houden.
Toen heb ik mijn papa de laatste keer zien lachen zoals ik me herinner. Zo hard en zo lang dat hij geen adem meer had.
Dank u papa, voor alles.
Ik zie u graag.